“Nee, je mag geen lolly voor het eten EN TREK JE BROEK OMHOOG!”
“O, je wou vanmiddag na school naar Disneyland Parijs? Ja hoor, schat is goed.”
“Nee, we kunnen je broertje niet op Marktplaats zetten.”
“Heb jij mijn iepeeaadee gezien?”
“Hoezo is dat je lievelingsonderbroek? Je mag geen lievelingsonderbroek hebben.”
“Ik weet dat het maandag is maar wat maakt het nou dat er Friday op je sokken staat?”
“Natuurlijk mag je geen oude kauwgom van onder die cafétafel opeten.”
“Ik wil je billen nu niet zien. Doe je broek omhoog.”
“Je mag je broertje geen ‘piemel iiiiieeeeeuw!’ leren.”
“Ik weet dat het lekker ruikt maar HAAL DIE KLEI UIT JE MOND.”
“Hoeveel een hamster met een kooitje kost? Geen idee schat.”
“Nee, ik heb nu geen tijd om je nieuwe wereld in Minecraft te bezoeken.”
“Schat, we zijn wel op vakantie maar het heet hier niet Berlijn. Frankrijk.”
“Dit is komkommersoep.” (Over broccolisoep.)
“Dit zijn suikerwortels.” (Over geglaceerde wortels.)
“Dit is pap.” (Over risotto.)
“Sjel we ko to ze zoo?”
“Niet mijn schoenen van het balkon gooien!”
“Hij wil dat filmpje van die lachende baby-vierling op YouTube kijken.”
“Nee in de zomer dragen we geen sneeuwlaarzen naar school.”
“Dan maak je godverdomme maar zin.”
“Helaas, schat. Als tante Lieselot komt eten neemt ze de poes niet mee.”
“Ik wil ook heel vaak dingen die niet kunnen en dat komt door jullie.”
“Niet waar. Je bent je nog nooit om 8.15 pas gaan aankleden.”