• Dé ontmoetingsplek voor ouders, leerkrachten en andere professionals
  • Vergelijk basisscholen en kinderopvang
  • Lekkere en gezonde kinderrecepten
  • Leuke activiteiten en dagjes uit
  • Lees en leer met onze Opgroeiblog en kennisbank

“Weet je…” begint menig verhaal van mijn zoon. “Weet je… ik kan echt superenge geluiden maken! Hoor maar!” Er volgt een schrikbarend eng geluid dat klinkt als een combinatie tussen sissen en stikken. “Eng hè?! De juf zei dat het héél eng was. En toen zei Aitor ‘ik kan ook enge geluiden maken’ en toen deed hij zo: ‘whaaaargh!’.” Mijn zoon grinnikt nog bij de herinnering. “Dat is toch helemaal niet eng?! De juf zei ook dat dat helemaal niet eng was. Dus toen had ik gewonnen!”

Mijn zoon is vier – oh nee, vier-en-een-halluf – en in veel van zijn verhalen komt er een punt waarop ik twijfel aan de feitelijke juistheid ervan. “Maar weet je… toen had Pim mij pijn gedaan, en toen deed ik hem ook pijn, en toen moest ik op het bankje van de juf. Maar toen deed ik zo…” hij steekt zijn hand met gespreide vingers naar me op en zijn ogen staan vastberaden, “en toen kwam er een scherm uit mijn hand, en toen had ik de juf in de gevangenis gedaan, en toen hoefde ik niet meer op het bankje! Handig hè?!”

Bij kleuters lopen werkelijkheid en fantasie nog naadloos in elkaar over. Wie heeft er vroeger niet een sinterklaas of zwarte piet op het dak zien lopen? Ik weet nog goed dat ik als kleuter eens kaboutertjes in een doorzichtige opblaasband zag lopen. Ik zou zweren dat ik ze zag, maar omdat ik wist dat mijn moeder het toch niet zou geloven, hield ik het voor mezelf. En beloofde mezelf plechtig om dit te onthouden. Zodat als ík later groot was, ik wél nog zou geloven in kabouters. Helaas, in kabouters geloof ik niet meer, maar door die herinnering weet ik wel dat ik op dat moment zeker wist dat ik kabouters had gezien. En dat geen enkele volwassene me van het tegendeel had kunnen overtuigen.

De juiste vragen

Een moeder op het schoolplein vertelde laatst: “Dan vraag ik ‘wat heb je gedaan op school’, en dan zegt ze: ‘niks!’. En dan vraag ik: ‘heb je de hele dag op je stoel zitten niks doen’ en dan zegt ze: ‘ja!’” Herkenning alom natuurlijk. Het eerste wat kinderen nodig hebben om te kunnen vertellen wat ze hebben meegemaakt, is de juiste vragen. Er zijn al veel mooie ‘in-gesprek-metje-kind-vragenlijstjes’ geschreven, maar wat elke goede vraag in zich heeft, is een concrete trigger: “Wat had je gekozen van het digibord?” “In welke hoek heb je gespeeld? De bouwhoek? En met wie?”

​Kijk mee in de belevingswereld van je kind!

Maar minstens zo belangrijk voor je kind, is dat áls hij of zij dan gaat vertellen, jij de neiging weerstaat om op zoek te gaan naar ‘de waarheid’. Dat weten kinderen namelijk niet meer zo precies. Wat ze wél weten is hoe zij die dag beleefd hebben, wat zij onthouden hebben, en hoe het voor hen voelde. Probeer daarom vooral nieuwsgierig te zijn naar de belevingswereld van je kind; wat er in hem/haar omgaat. Door je in te leven in je kind en nieuwsgierige vragen te stellen, geef je je kind alle ruimte om te vertellen. En help je hem/haar tegelijk meer inzicht te krijgen in wat er gebeurd is en waarom, waardoor ook zijn/haar inlevingsvermogen vergroot.

Mijn zoon is vandaag vast niet met de hele klas met de bus naar een restaurant geweest om pannenkoeken te eten, zoals hij net vertelde. Misschien heeft hij dit in een dramales of fantasiespel uitgespeeld – wie zal het zeggen – maar in zijn beleving was het gewoon echt gebeurd. Zó echt dat hij precies wist te vertellen wat hij en zijn vriendje op hun pannenkoeken hadden gehad: pindakaas en hagelslag. Wat is er nu mooier dan een kijkje krijgen in de fantastische belevingswereld van je kind?!